De Arameeërs hebben als eerst in en om Antiochië de blijde boodschap van Jezus Christus door de apostelen Paulus, Petrus en Barnabas ontvangen. De aanhangers van Jezus Christus werden voor het eerst in de stad Antiochië met de naam: “christianoi” dus “christenen” aangeduid. De Arameeërs van Urhoy (Urfa) en Tur-Abdin hebben eind eerste eeuw en begin tweede eeuw het evangelie door de Apostel Addai en zijn leerling Aggai ontvangen. Vanuit Antiochië is het christendom verspreid over het gehele gebied van Tur-Abdin. En vanuit Urhoy verspreidde het christendom zich in Noord Aram Nahrin en Perzië. In de vierde eeuw waren de inwoners van het hele gebied christen geworden. De Aramese christenen behoren heden tot verschillende conventies:
– Syrisch-orthodoxe kerk van Antiochië
– Oostsyrisch-nestorianse kerk, ook wel Assyrische kerk genoemd
– Chaldeeuwse kerk (verbonden met de kerk van Rome)
– Syrisch-Melkitische kerk (verbonden met de kerk van Rome)
– Syrisch-Maronitische kerk (verbonden met de kerk van Rome)
– Syrisch-Katholieke kerk (verbonden met de kerk van Rome)
– Syrisch Evangelische Gemeente
Arameeërs in Tur Abdin
Tur Abdin (Aram Mosch) kent een oude cultuurgeschiedenis die dateert uit eeuwen voor Christus. De Arameeërs maken een belangrijk deel uit van de geschiedenis van deze regio. Ook in verband met het christendom heeft deze regio grote betekenis, omdat deze in de begintijden van het christendom verlicht werd door het levenwekkende principe van Jezus Christus. Tur-Abdin (Aram Mosch) betekent letterlijk: “Gebergte der Dienaren (Gods). Dit gebergte is ook de bakermat van de Aramese christenen geweest.
Tur Abdin ligt in een geografisch gezien zeer kleine regio van Zuidoost Turkije, zuidelijk van Zuidoost-Anatolië en in Mardin – Midyat regio. Het christendom is wijdverspreid binnen de grenzen van het gebied; in het westen Mardin, in het noorden het oude Hasankeyf, in het oosten Cizre en Nusaybin in het zuiden. 50% van de bevolking van de regio woont op het platteland en houdt zich bezig met landbouw en veeteelt.
In 1974 woonden er nog ± 100.000 christenen in Tur Abdin. Door de toenemende onderdrukking van de christenen is de gemeenschap uitgedund tot ongeveer 1800 personen, grotendeels oudere mensen. Van de vele kerken en kloosters die Tur Abdin rijk was, zijn er twee kloosters die nog bewoond zijn; het klooster Mor Gabriël en het klooster Dyrul Zahfaran. Gezien de grote betekenis, verdienen deze twee kloosters de nodige aandacht van de lezer.
Het klooster Mor Gabriël
Het klooster, dat dicht bij het dorp Qartmin ligt, ligt ongeveer 20 km ten oosten van Midyat in Tur Abdin. 1997 was de 1600e jaardag van zijn stichting door Samuel en zijn leerling Shemuún (Simeon). Oorspronkelijk was het klooster ook onder hun naam bekend, maar later werd de naam van de 7e eeuwse abt Gabriël er aan toegevoegd en vandaag de dag draagt het alleen zijn naam. De roem van deze drie heiligen is zelfs tot in Ethiopië doorgedrongen, waar zij regelmatig in de liturgische kalender worden herdacht.
Tijdens het leiderschap van Mar Gabriël in 632 kreeg het klooster de functie van Theologisch Hoge School. De monniken van Tur-Abdin hebben het christendom tot India, China en Tibet gepredikt; er is onder andere een Chinese inscriptie met toelichting van het Oost-Aramese schrift gevonden in Singanfu en dateert uit de zevende eeuw na Chr. De ruïnes en resten van kerken en kloosters in Tur Abdin getuigen nog steeds van een roemrijk verleden van de Aramese christenen.
Niet alleen de christenen zijn continue onderdrukt geweest, maar ook de kerken en kloosters die zij bezaten zijn verscheidene keren doelwit geweest van overvallen, plundering en bezetting. Mor Gabriël is meerdere malen doelwit geweest van brute overvallen door verschillende machten. In 579- 580 heeft het klooster ernstig te lijden gehad van een Perzische overval. In 1393 is het klooster opnieuw slachtoffer geweest van een brute plundering door de Mongoolse krijgers Timur Leng en zijn zoon. Toen werden de bisschop van het klooster (Johannes), 32 monniken en 300 leken in het klooster vermoord. Bij de tweede Mongoolse aanval in 1413 was er nog maar één monnik over.
Gedurende de daaropvolgende eeuwen werd het klooster verschillende keren overvallen en verwoest. Na een heftige overval in 1714 is het klooster een eeuw lang onbewoond geweest. In 1834 is het klooster opnieuw opgeknapt en is het kloosterleven weer op gang gekomen. In 1915 is het klooster opnieuw verlaten, toen in de hele regio op grote schaal Aramese christenen vermoord werden. Na 1919 is het klooster opnieuw bewoond tot de dag van vandaag en fungeert het als een baken voor de Aramese traditie van de Syrisch Orthodoxe kerk.
Het Saffraan Klooster (Deir el Za’faran)
De oorsprong van dit imposante klooster, vijf kilometer ten oosten van Mardin, gaat terug tot het eind van de vierde eeuw. Van 1293 tot 1932 was het de officiële zetel van het Patriarchaat. De overlevering legt een verband tussen de stichting van het klooster en een zekere Shleymun (Solomon), over wie bijna niets bekend is. De naam ‘Saffraan klooster’ zou van de kleurstof saffraan komen, die werd gebruikt bij pleisterwerk in de bouw. Maar de juiste naam is het klooster van Mar Hanania, de metropoliet van het nabijgelegen Kfartuta (793-800), die de gebouwen aan het eind van de achtste eeuw renoveerde. Een eerdere toewijding, aan Mor Augen, weten sommige kopiisten zich veel later nog te herinneren, als zij spreken over het klooster van Mar Hanania en mar Augen. Verdere belangrijke restauraties werden uitgevoerd door een actieve bisschop van Mardin; Johannes die op 12 juli 1165 in het klooster stierf. De verschillende kerken en gebouwen van het klooster bezitten nog steeds veel van de originele decoraties, met details die van een hoge artistieke kwaliteit zijn.